remunereren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van remunereren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | remunereren | te remunereren | ||||||||
toekomend | zullen remunereren | te zullen remunereren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geremunereerd | te hebben geremunereerd | ||||||||
toekomend | geremunereerd zullen hebben | geremunereerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
remunererend | geremunereerd | ev. remunereer |
mv. verouderd remunereert |
remunerere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | remunereer | remunereert | remunereert | remunereert | remunereert | remunereren | remunereren | remunereren | |||
verleden (o.v.t.) | remunereerde | remunereerde | remunereerde | remunereerde | remunereerde | remunereerden | remunereerden | remunereerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal remunereren | zult/zal remunereren | zult/zal remunereren | zult remunereren | zal remunereren | zullen remunereren | zullen remunereren | zullen remunereren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou remunereren | zou remunereren | zou(dt) remunereren | zoudt remunereren | zou remunereren | zouden remunereren | zouden remunereren | zouden remunereren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geremunereerd | hebt geremunereerd | hebt/heeft geremunereerd | hebt geremunereerd | heeft geremunereerd | hebben geremunereerd | hebben geremunereerd | hebben geremunereerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geremunereerd | had geremunereerd | had geremunereerd | hadt geremunereerd | had geremunereerd | hadden geremunereerd | hadden geremunereerd | hadden geremunereerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geremunereerd hebben | zal/zult geremunereerd hebben | zult/zal geremunereerd hebben | zult geremunereerd hebben | zal geremunereerd hebben | zullen geremunereerd hebben | zullen geremunereerd hebben | zullen geremunereerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geremunereerd hebben | zou geremunereerd hebben | zou/zoudt geremunereerd hebben | zoudt geremunereerd hebben | zou geremunereerd hebben | zouden geremunereerd hebben | zouden geremunereerd hebben | zouden geremunereerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geremunereerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geremunereerd | er is geremunereerd | |||||||||
verleden | er werd geremunereerd | er was geremunereerd | |||||||||
toekomend | er zal geremunereerd worden | er zal geremunereerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geremunereerd worden | er zou geremunereerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geremunereerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geremunereerd worden | geremunereerd te worden | ||||||||
toekomend | geremunereerd zullen worden | geremunereerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geremunereerd zijn | geremunereerd te zijn | ||||||||
toekomend | geremunereerd zullen zijn | geremunereerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geremunereerd | wordt geremunereerd | wordt geremunereerd | wordt geremunereerd | wordt geremunereerd | worden geremunereerd | worden geremunereerd | worden geremunereerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geremunereerd | werd geremunereerd | werd geremunereerd | werdt geremunereerd | werd geremunereerd | werden geremunereerd | werden geremunereerd | werden geremunereerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geremunereerd worden | zult geremunereerd worden | zult geremunereerd worden | zult geremunereerd worden | zal geremunereerd worden | zullen geremunereerd worden | zullen geremunereerd worden | zullen geremunereerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geremunereerd worden | zou geremunereerd worden | zou/zoudt geremunereerd worden | zoudt geremunereerd worden | zou geremunereerd worden | zouden geremunereerd worden | zouden geremunereerd worden | zouden geremunereerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geremunereerd | bent geremunereerd | bent/is geremunereerd | zijt geremunereerd | is geremunereerd | zijn geremunereerd | zijn geremunereerd | zijn geremunereerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geremunereerd | was geremunereerd | was geremunereerd | waart geremunereerd | was geremunereerd | waren geremunereerd | waren geremunereerd | waren geremunereerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geremunereerd zijn | zult geremunereerd zijn | zult geremunereerd zijn | zult geremunereerd zijn | zal geremunereerd zijn | zullen geremunereerd zijn | zullen geremunereerd zijn | zullen geremunereerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geremunereerd zijn | zou geremunereerd zijn | zou/zoudt geremunereerd zijn | zoudt geremunereerd zijn | zou geremunereerd zijn | zouden geremunereerd zijn | zouden geremunereerd zijn | zouden geremunereerd zijn |