recycleren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van recycleren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | recycleren | te recycleren | ||||||||
toekomend | zullen recycleren | te zullen recycleren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gerecycleerd | te hebben gerecycleerd | ||||||||
toekomend | gerecycleerd zullen hebben | gerecycleerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
recyclerend | gerecycleerd | ev. recycleer |
mv. verouderd recycleert |
recyclere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | recycleer | recycleert | recycleert | recycleert | recycleert | recycleren | recycleren | recycleren | |||
verleden (o.v.t.) | recycleerde | recycleerde | recycleerde | recycleerde | recycleerde | recycleerden | recycleerden | recycleerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal recycleren | zult/zal recycleren | zult/zal recycleren | zult recycleren | zal recycleren | zullen recycleren | zullen recycleren | zullen recycleren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou recycleren | zou recycleren | zou(dt) recycleren | zoudt recycleren | zou recycleren | zouden recycleren | zouden recycleren | zouden recycleren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gerecycleerd | hebt gerecycleerd | hebt/heeft gerecycleerd | hebt gerecycleerd | heeft gerecycleerd | hebben gerecycleerd | hebben gerecycleerd | hebben gerecycleerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gerecycleerd | had gerecycleerd | had gerecycleerd | hadt gerecycleerd | had gerecycleerd | hadden gerecycleerd | hadden gerecycleerd | hadden gerecycleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerecycleerd hebben | zal/zult gerecycleerd hebben | zult/zal gerecycleerd hebben | zult gerecycleerd hebben | zal gerecycleerd hebben | zullen gerecycleerd hebben | zullen gerecycleerd hebben | zullen gerecycleerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerecycleerd hebben | zou gerecycleerd hebben | zou/zoudt gerecycleerd hebben | zoudt gerecycleerd hebben | zou gerecycleerd hebben | zouden gerecycleerd hebben | zouden gerecycleerd hebben | zouden gerecycleerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gerecycleerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gerecycleerd | er is gerecycleerd | |||||||||
verleden | er werd gerecycleerd | er was gerecycleerd | |||||||||
toekomend | er zal gerecycleerd worden | er zal gerecycleerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gerecycleerd worden | er zou gerecycleerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gerecycleerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gerecycleerd worden | gerecycleerd te worden | ||||||||
toekomend | gerecycleerd zullen worden | gerecycleerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gerecycleerd zijn | gerecycleerd te zijn | ||||||||
toekomend | gerecycleerd zullen zijn | gerecycleerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gerecycleerd | wordt gerecycleerd | wordt gerecycleerd | wordt gerecycleerd | wordt gerecycleerd | worden gerecycleerd | worden gerecycleerd | worden gerecycleerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gerecycleerd | werd gerecycleerd | werd gerecycleerd | werdt gerecycleerd | werd gerecycleerd | werden gerecycleerd | werden gerecycleerd | werden gerecycleerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gerecycleerd worden | zult gerecycleerd worden | zult gerecycleerd worden | zult gerecycleerd worden | zal gerecycleerd worden | zullen gerecycleerd worden | zullen gerecycleerd worden | zullen gerecycleerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gerecycleerd worden | zou gerecycleerd worden | zou/zoudt gerecycleerd worden | zoudt gerecycleerd worden | zou gerecycleerd worden | zouden gerecycleerd worden | zouden gerecycleerd worden | zouden gerecycleerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gerecycleerd | bent gerecycleerd | bent/is gerecycleerd | zijt gerecycleerd | is gerecycleerd | zijn gerecycleerd | zijn gerecycleerd | zijn gerecycleerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gerecycleerd | was gerecycleerd | was gerecycleerd | waart gerecycleerd | was gerecycleerd | waren gerecycleerd | waren gerecycleerd | waren gerecycleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerecycleerd zijn | zult gerecycleerd zijn | zult gerecycleerd zijn | zult gerecycleerd zijn | zal gerecycleerd zijn | zullen gerecycleerd zijn | zullen gerecycleerd zijn | zullen gerecycleerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerecycleerd zijn | zou gerecycleerd zijn | zou/zoudt gerecycleerd zijn | zoudt gerecycleerd zijn | zou gerecycleerd zijn | zouden gerecycleerd zijn | zouden gerecycleerd zijn | zouden gerecycleerd zijn |