naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
recycleren
recyclage


  • re·cy·cle·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
recycleren
recycleerde
gerecycleerd
zwak -d volledig

recycleren

  1. na verbruik weer omzetten in iets bruikbaars
    1. overgankelijk
      • Vroeger gooiden we het weg, maar nu recycleren we het meeste plastic. 
    2. onovergankelijk
      • Het is voor onze leefomgeving beter als we recycleren in plaats van verbranden. 
65 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be