reciprook
- re·ci·prook
stellend | |
---|---|
onverbogen | reciprook |
verbogen | reciproke |
reciprook
- (wiskunde), (natuurkunde) een dimensie bezittend die de omgekeerde is van een andere dimensie
- Bij diffractie wordt een deel van de reciproke ruimte zichtbaar gemaakt.
- Als dimensie is de tijd direct en de frequentie reciprook.
- (taalkunde) wederkerig, wederzijds
- "Elkaar" wordt wel een reciprook pronomen genoemd.
- De hier gekozen spelling was toegestaan tot 1995. Nadien schreef de Taalunie reciproque voor. Deze spelling doet echter geen recht aan de taal zoals deze werkelijk gesproken wordt, omdat het verschil tussen de onverbogen en de verbogen vorm er niet mee kan worden weergegeven.
- De spelling van dit woord kan met recht een knelpunt van de Nederlandse spelling genoemd worden.
1. een dimensie bezittend die de omgekeerde is van een andere dimensie
- Het woord 'reciprook' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reciprook" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be