WikiWoordenboek:Knelpunten van de Nederlandse spelling
Het Nederlands kent een gereguleerde spelling. De overheden van Nederland, Vlaanderen en Suriname werken samen in een lichaam dat de Taalunie heet en dat onder andere tot doel heeft de juiste spelling van een woord vast te stellen. In andere talen ligt dat vaak heel anders. Het Engels heeft bijvoorbeeld geen 'taalunie' en de spelling verschilt daarom van land tot land op bepaalde punten. Voor het Koerdisch is het nog erger, omdat die taal zowel in Arabisch als in Latijns schrift – en in zekere mate zelfs ook in Cyrillisch – geschreven wordt.
WikiWoordenboek ondersteunt van harte het vele goede werk dat de medewerkers van de Taalunie voor onze taal verrichten. Soms komen we echter ook zaken tegen die we als een knelpunt van de spelling mogen betitelen. De bedoeling van deze bladzijde is deze gevallen te documenteren.
Aardrijkskundige namen
Aardrijkskundige namen zijn mogelijk het allergrootste knelpunt van onze spelling. De Taalunie en eerdere samenstellers van het Groene Boekje hebben toponiemen namelijk altijd buiten hun opdrachtsgebied gehouden. Daardoor zijn plaatsnamen vaak nog in sterk verouderde spellingen en dit geldt ook voor ervan afgeleide woorden zoals Bossche. Hierdoor ontstaan soms minder verkwikkelijke situaties. Zeeuws(ch) Vlaanderen is er daar een van. Bewoners van de streek houden vaak vast aan de -ch, anderen juist weer niet. De naam is enige tijd zonder de verouderde -ch in de lijst opgenomen geweest, maar dat is nu weer teruggedraaid.
Een ander voorbeeld is de Barentszzee. Hoewel de etymologie een dubbele "zz" verklaart gaf op 26 sept 2010 een googlezoektocht slechts 15.000 spellingen met "zz" en 295.000 met een enkele "z" te zien.
c, k en qu in leenwoorden die teruggaan op het Latijn
*De zogenaamde Technische Handleiding geeft op p. 3 onder 2.4.3 wat meer achtergronden en voorbeelden.
Er zijn goede redenen waarom dit woord met een "k" geschreven wordt, omdat anders een onjuiste uitspraak "visseus" gesuggereerd wordt. Het paroniem viscositeit wordt echter met een "c" geschreven. Hoewel daar het uitspraakprobleem niet bestaat, is het spellingsverschil tussen twee woorden van dezelfde stam een bron van spelfouten.
alloceren /alloqueren/ allokeren
Het woord gaat terug op Latijn locatio of locus, waarin de 'c' als [k] uitgesproken wordt. De voor de hand liggende uitspraak is dan ook [lokerən] niet [loserən]. De Taalunie legt echter een spelling op die eerder als het laatste gelezen wordt[1]
In 1954 zijn vele c's en q's in onze spelling vervangen door k's, maar lang niet alle. Meer dan 50 jaar later zit de kar van onze spelling nog steeds een beetje vast halverwege deze rivier en de afschaffing van de voorkeurspelling in 1995 heeft dat knelpunt in bepaalde gevallen zelfs verergerd. De spellingen reciprook en reciproke bijvoorbeeld sluiten veel beter bij de spreektaal en de grammatica aan, omdat we nu eenmaal een reciprook pronomen en een reciproke ruimte zeggen. De eerste van deze beide termen wordt bijvoorbeeld door de ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst)[2] gebezigd, de laatste is een vakterm uit de vastestofchemie [3] en de kristallografie. De enige geldige spelling is echter in beide gevallen "reciproque" omdat de toegestane spelling met een "k" niet langer toegestaan is.
Het GB geeft voor het bijvoeglijk naamwoord alleen een stellende trap, maar vergrotende en overtreffende trappen worden wel degelijk gebruikt. Dit is vooral een probleem voor de overtreffende trap. D.d. 23 Okt 2010 zijn er een zestal googeltreffers voor "luuxte" en voor "luuxste", 177 voor "luxest", 1400 voor "luxeste", 46 voor "luukst" en 1500 treffers voor "luukste" (waaronder ook zoektreffers die niets te maken hebben met het woord "luxe"). "Meer luxe" en "meest luxe" worden veel vaker aangetroffen, respectievelijk 21700 treffers (waaronder ook treffers met "luxe" als znw) en 24600 treffers.
Bovendien geldt hier hetzelfde probleem als bij reciproque/reciprook. De -e wordt vaak als een buigings-e behandeld en het is zeker niet ongebruikelijk[4][5] het woord eenlettergrepig uit te spreken als predicaat of voor een onbepaald onzijdig woord: "Wat luuks!" (luuks heeft 4000 treffers, maar veel daarvan zijn namen). Zolang de "-xe" in de spelling gehandhaafd wordt geeft zij de taal zoals deze gesproken wordt dus niet goed weer.
Aangezien het hele werkwoord wezen is, zou het logisch zijn dat het zwakke deelwoord "geweest" op een stemhebbende klinker zou eindigen, "geweesd" dus. In het Zuidelijk Nederlands leidt dit tot het probleem dat de verbogen vorm die in een bijvoeglijke vorm gebruikt wordt (niet voorkomend in het noorden), de verandering naar -de voortoont: Een geweest ding, het geweesde ding. In het noorden spreekt men eerder van "een/het gewezen ding". Dit probleem is al erg oud[6]. Al in de 17e eeuw komen we "geweesde" tegen.
De Woordenlijst vermeldt samengestelde voorzetselbijwoorden als vanuit, vanaf[7], vanachter enz. alleen als bijwoorden en niet als voorzetsels. In een taaladvies over bovenin[8] wordt gesteld dat dit woord inderdaad alleen als voorzetselbijwoord bestaat en niet als voorzetsel. In de leidraad[9] wordt daarover gezegd:
- een bijwoord dat is samengesteld uit voorzetselbijwoorden, schrijven we in één woord. Maar een voorzetselbijwoord schrijven we niet vast aan een voorzetsel dat behoort bij een woordgroep rond een zelfstandig naamwoord.
Dat wil dus zeggen:
- Het ligt bovenin. ---> Het ligt boven in de kast.
In een taaladvies over vanaf/vanop wordt echter gezegd dat deze twee woorden wel voorzetsels zijn en dat "we ze als één woord schrijven". Het zou prettig zijn als de Woordenlijst dit ook weerspiegelde, of, indien het de bedoeling is dat deze woorden als voorzetsels gebruikt juist niet aaneen geschreven worden, dat dat expliciet vermeld werd.
Vooral het geval "vanaf" is een knelpunt, omdat "af" zelf geen voorzetsel is. Losgeschreven als "van af morgen" zou dus voorzetsel+bijwoord+naamwoord worden en dat is hoogst merkwaardig.
Zelfs in het geval van "bovenin" is er probleem, omdat er een verschil is tussen
- boven(=op de eerste verdieping) in de kast
- bovenin (op een hoge plek in) de kast
Indien het laatste los geschreven moet worden vervalt het semantisch verschil in de geschreven taal.
Andere voorbeelden:
- vlakbij/ vlak bij dichtbij/ dicht bij Zie ook VRT.
In het algemeen zijn driedelige voornaamwoordelijke bijwoorden een onduidelijk deel van de spelling. Bijvoorbeeld eropuit staat als zodanig in de Woordenlijst, een tweedelig voorzetselbijwoord *opuit echter niet. Houdt dit in dat het voornaamwoordelijk bijwoord in drie delen uiteenvalt als het gescheiden wordt: hij ging eropuit => hij ging er niet op uit? Of werkt het net als bij ernaartoe dat uiteenvalt in er + naartoe?
Andere niet-genoemde tweedelige voorzetselbijwoorden: *opna *opaf
In het Frans is sinds de spellingwijziging van 1990 het overbodige dakje op de i afgeschaft, dat alleen maar etymologische betekenis heeft omdat in de middeleeuwen er "maistresse" gezegd werd. In de Nederlandse spelling wordt het op zich voor het Nederlands vreemde tekentje nog steeds aangehouden. Hetzelfde geldt voor maître.
In het enkelvoud wordt al zeker sinds de jaren 1960 dit woord met drie lettergrepen uitgesproken en geschreven. Toch schrijft de Woordenlijst in het enkelvoud silicone (afgebroken als [si·li·co·ne]) voor, wat ten onrechte een uitspraak met vier lettergrepen suggereert. zie
Zie ook
- ↑ alloceren: Woordenlijst: alloceren
- ↑ reciprook: ANS
- ↑ reciprook: vaststofchemie
- ↑ luxe: googel "wat luuks" in Nederlands
- ↑ luxe: Taalunie
- ↑ gewezen: geweesde is oud
- ↑ van achter: vanaf
- ↑ van achter: taaladvies over "bovenin"
- ↑ van achter: leidraad