• re·ci·pro·ci·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord reciprociteit reciprociteiten
verkleinwoord - -

de reciprociteitv

  1. wederkerigheid, wederzijds overeenkomstig handelen
    • De reciprociteit van goederen en diensten verliep goed. 
70 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]