• rats
  • Verkorting van ratjetoe, verder te herleiden tot het Franse ratatouille. De herkomst is daarmee hetzelfde als van tasten.[1] In de betekenis van ‘gerecht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1883 [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rats
verkleinwoord

de ratsv / m

  1. (voeding), (informeel) opnieuw opgediende kliekjes van vorige dagen
    • Lou Bandy zong van rats, kuch en bonen. 
  2. (informeel) rommel, afval
    • Gooi die hele rats maar weg. 

[1]

  • In de rats zitten
Angstig of bezorgd zijn
«Hij heeft aardig in de rats gezeten
vervoeging van
ratsen

rats

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratsen
    • Ik rats. 
  2. gebiedende wijs van ratsen
    • Rats! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratsen
    • Rats je? 
91 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]