Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sart

Werkwoord

vervoeging van
sarren

sart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sarren
    • Jij sart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sarren
    • Hij sart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sarren
    • Sart! 
Anagrammen