ratificeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ratificeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ratificeren | te ratificeren | ||||||||
toekomend | zullen ratificeren | te zullen ratificeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geratificeerd | te hebben geratificeerd | ||||||||
toekomend | geratificeerd zullen hebben | geratificeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ratificerend | geratificeerd | ev. ratificeer |
mv. verouderd ratificeert |
ratificere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ratificeer | ratificeert | ratificeert | ratificeert | ratificeert | ratificeren | ratificeren | ratificeren | |||
verleden (o.v.t.) | ratificeerde | ratificeerde | ratificeerde | ratificeerde | ratificeerde | ratificeerden | ratificeerden | ratificeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ratificeren | zult/zal ratificeren | zult/zal ratificeren | zult ratificeren | zal ratificeren | zullen ratificeren | zullen ratificeren | zullen ratificeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ratificeren | zou ratificeren | zou(dt) ratificeren | zoudt ratificeren | zou ratificeren | zouden ratificeren | zouden ratificeren | zouden ratificeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geratificeerd | hebt geratificeerd | hebt/heeft geratificeerd | hebt geratificeerd | heeft geratificeerd | hebben geratificeerd | hebben geratificeerd | hebben geratificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geratificeerd | had geratificeerd | had geratificeerd | hadt geratificeerd | had geratificeerd | hadden geratificeerd | hadden geratificeerd | hadden geratificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geratificeerd hebben | zal/zult geratificeerd hebben | zult/zal geratificeerd hebben | zult geratificeerd hebben | zal geratificeerd hebben | zullen geratificeerd hebben | zullen geratificeerd hebben | zullen geratificeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geratificeerd hebben | zou geratificeerd hebben | zou/zoudt geratificeerd hebben | zoudt geratificeerd hebben | zou geratificeerd hebben | zouden geratificeerd hebben | zouden geratificeerd hebben | zouden geratificeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geratificeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geratificeerd | er is geratificeerd | |||||||||
verleden | er werd geratificeerd | er was geratificeerd | |||||||||
toekomend | er zal geratificeerd worden | er zal geratificeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geratificeerd worden | er zou geratificeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geratificeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geratificeerd worden | geratificeerd te worden | ||||||||
toekomend | geratificeerd zullen worden | geratificeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geratificeerd zijn | geratificeerd te zijn | ||||||||
toekomend | geratificeerd zullen zijn | geratificeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geratificeerd | wordt geratificeerd | wordt geratificeerd | wordt geratificeerd | wordt geratificeerd | worden geratificeerd | worden geratificeerd | worden geratificeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geratificeerd | werd geratificeerd | werd geratificeerd | werdt geratificeerd | werd geratificeerd | werden geratificeerd | werden geratificeerd | werden geratificeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geratificeerd worden | zult geratificeerd worden | zult geratificeerd worden | zult geratificeerd worden | zal geratificeerd worden | zullen geratificeerd worden | zullen geratificeerd worden | zullen geratificeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geratificeerd worden | zou geratificeerd worden | zou/zoudt geratificeerd worden | zoudt geratificeerd worden | zou geratificeerd worden | zouden geratificeerd worden | zouden geratificeerd worden | zouden geratificeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geratificeerd | bent geratificeerd | bent/is geratificeerd | zijt geratificeerd | is geratificeerd | zijn geratificeerd | zijn geratificeerd | zijn geratificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geratificeerd | was geratificeerd | was geratificeerd | waart geratificeerd | was geratificeerd | waren geratificeerd | waren geratificeerd | waren geratificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geratificeerd zijn | zult geratificeerd zijn | zult geratificeerd zijn | zult geratificeerd zijn | zal geratificeerd zijn | zullen geratificeerd zijn | zullen geratificeerd zijn | zullen geratificeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geratificeerd zijn | zou geratificeerd zijn | zou/zoudt geratificeerd zijn | zoudt geratificeerd zijn | zou geratificeerd zijn | zouden geratificeerd zijn | zouden geratificeerd zijn | zouden geratificeerd zijn |