• ra·ti·fi·ce·ren

ratificeren [4]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ratificeren
ratificeerde
geratificeerd
zwak -d volledig
  1. (politiek) bekrachtigen van een internationaal verdrag door het nationale parlement of regering
    • De ‘International Campaign to Abolish Nuclear Weapons’ (ICAN) wint dit jaar de Nobelprijs voor de vrede. De ICAN - een coalitie van ngo’s uit zo’n honderd landen, waaronder in ons land de vzw Vrede en Pax Christi - was de drijvende kracht achter het internationale Verdrag over het Verbod op Nucleaire Wapens, dat in de schoot van de Verenigde Naties tot stand kwam. Op 7 juli werd het goedgekeurd door 122 van de 193 VN-lidstaten. Zodra vijftig staten het geratificeerd hebben, wordt het verbod op nucleaire wapens van kracht en is het bindend voor alle landen die het getekend hebben. [5] 
    • Als burgers tegen een internationaal verdrag stemmen, kan de Kamer daar niet zoveel mee, betoogde D66-Kamerlid Rob Jetten. Een verdrag niet-ratificeren is vanwege de internationale samenwerking ingewikkeld. Dat is de reden dat D66 nu tegen de grondwetswijziging stemt, die de partij zelf in 2013 heeft ingediend met GroenLinks en PvdA. [6] 
75 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[7]