signeren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sig·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tekenen’ voor het eerst aangetroffen in 1379 [1]
- afgeleid van het Franse signer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
signeren |
signeerde |
gesigneerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
signeren [4]
- overgankelijk met zijn naam of handtekening ondertekenen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. zie: ondertekenen
Gangbaarheid
- Het woord signeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "signeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "signeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ signeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be