raspen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van raspen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | raspen | te raspen | ||||||||
toekomend | zullen raspen | te zullen raspen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geraspt | te hebben geraspt | ||||||||
toekomend | geraspt zullen hebben | geraspt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
raspend | geraspt | ev. rasp |
mv. verouderd raspt |
raspe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | rasp | raspt | raspt | raspt | raspt | raspen | raspen | raspen | |||
verleden (o.v.t.) | raspte | raspte | raspte | raspte | raspte | raspten | raspten | raspten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal raspen | zult/zal raspen | zult/zal raspen | zult raspen | zal raspen | zullen raspen | zullen raspen | zullen raspen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou raspen | zou raspen | zou(dt) raspen | zoudt raspen | zou raspen | zouden raspen | zouden raspen | zouden raspen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geraspt | hebt geraspt | hebt/heeft geraspt | hebt geraspt | heeft geraspt | hebben geraspt | hebben geraspt | hebben geraspt | |||
verleden (v.v.t.) | had geraspt | had geraspt | had geraspt | hadt geraspt | had geraspt | hadden geraspt | hadden geraspt | hadden geraspt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geraspt hebben | zal/zult geraspt hebben | zult/zal geraspt hebben | zult geraspt hebben | zal geraspt hebben | zullen geraspt hebben | zullen geraspt hebben | zullen geraspt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geraspt hebben | zou geraspt hebben | zou/zoudt geraspt hebben | zoudt geraspt hebben | zou geraspt hebben | zouden geraspt hebben | zouden geraspt hebben | zouden geraspt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geraspt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geraspt | er is geraspt | |||||||||
verleden | er werd geraspt | er was geraspt | |||||||||
toekomend | er zal geraspt worden | er zal geraspt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geraspt worden | er zou geraspt zijn | |||||||||
lijdende vorm geraspt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geraspt worden | geraspt te worden | ||||||||
toekomend | geraspt zullen worden | geraspt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geraspt zijn | geraspt te zijn | ||||||||
toekomend | geraspt zullen zijn | geraspt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geraspt | wordt geraspt | wordt geraspt | wordt geraspt | wordt geraspt | worden geraspt | worden geraspt | worden geraspt | |||
verleden (o.v.t.) | werd geraspt | werd geraspt | werd geraspt | werdt geraspt | werd geraspt | werden geraspt | werden geraspt | werden geraspt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geraspt worden | zult geraspt worden | zult geraspt worden | zult geraspt worden | zal geraspt worden | zullen geraspt worden | zullen geraspt worden | zullen geraspt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geraspt worden | zou geraspt worden | zou/zoudt geraspt worden | zoudt geraspt worden | zou geraspt worden | zouden geraspt worden | zouden geraspt worden | zouden geraspt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geraspt | bent geraspt | bent/is geraspt | zijt geraspt | is geraspt | zijn geraspt | zijn geraspt | zijn geraspt | |||
verleden (v.v.t.) | was geraspt | was geraspt | was geraspt | waart geraspt | was geraspt | waren geraspt | waren geraspt | waren geraspt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geraspt zijn | zult geraspt zijn | zult geraspt zijn | zult geraspt zijn | zal geraspt zijn | zullen geraspt zijn | zullen geraspt zijn | zullen geraspt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geraspt zijn | zou geraspt zijn | zou/zoudt geraspt zijn | zoudt geraspt zijn | zou geraspt zijn | zouden geraspt zijn | zouden geraspt zijn | zouden geraspt zijn |