professionaliseren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van professionaliseren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		professionaliseren			te professionaliseren
	toekomend		zullen professionaliseren			te zullen professionaliseren
voltooid	tegenwoordig		hebben geprofessionaliseerd			te hebben geprofessionaliseerd
	toekomend		geprofessionaliseerd zullen hebben			geprofessionaliseerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	professionaliserend		geprofessionaliseerd			ev. professionaliseer	mv. verouderd professionaliseert	professionalisere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	professionaliseer	professionaliseert	professionaliseert	professionaliseert	professionaliseert	professionaliseren	professionaliseren	professionaliseren
verleden (o.v.t.)	professionaliseerde	professionaliseerde	professionaliseerde	professionaliseerde	professionaliseerde	professionaliseerden	professionaliseerden	professionaliseerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal professionaliseren	zult/zal professionaliseren	zult/zal professionaliseren	zult professionaliseren	zal professionaliseren	zullen professionaliseren	zullen professionaliseren	zullen professionaliseren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou professionaliseren	zou professionaliseren	zou(dt) professionaliseren	zoudt professionaliseren	zou professionaliseren	zouden professionaliseren	zouden professionaliseren	zouden professionaliseren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geprofessionaliseerd	hebt geprofessionaliseerd	hebt/heeft geprofessionaliseerd	hebt geprofessionaliseerd	heeft geprofessionaliseerd	hebben geprofessionaliseerd	hebben geprofessionaliseerd	hebben geprofessionaliseerd
verleden (v.v.t.)	had geprofessionaliseerd	had geprofessionaliseerd	had geprofessionaliseerd	hadt geprofessionaliseerd	had geprofessionaliseerd	hadden geprofessionaliseerd	hadden geprofessionaliseerd	hadden geprofessionaliseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geprofessionaliseerd hebben	zal/zult geprofessionaliseerd hebben	zult/zal geprofessionaliseerd hebben	zult geprofessionaliseerd hebben	zal geprofessionaliseerd hebben	zullen geprofessionaliseerd hebben	zullen geprofessionaliseerd hebben	zullen geprofessionaliseerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geprofessionaliseerd hebben	zou geprofessionaliseerd hebben	zou/zoudt geprofessionaliseerd hebben	zoudt geprofessionaliseerd hebben	zou geprofessionaliseerd hebben	zouden geprofessionaliseerd hebben	zouden geprofessionaliseerd hebben	zouden geprofessionaliseerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geprofessionaliseerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geprofessionaliseerd				er is geprofessionaliseerd
verleden	er werd geprofessionaliseerd				er was geprofessionaliseerd
toekomend	er zal geprofessionaliseerd worden				er zal geprofessionaliseerd zijn
voorwaardelijk	er zou geprofessionaliseerd worden				er zou geprofessionaliseerd zijn
lijdende vorm geprofessionaliseerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		geprofessionaliseerd worden			geprofessionaliseerd te worden
	toekomend		geprofessionaliseerd zullen worden			geprofessionaliseerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		geprofessionaliseerd zijn			geprofessionaliseerd te zijn
	toekomend		geprofessionaliseerd zullen zijn			geprofessionaliseerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word geprofessionaliseerd	wordt geprofessionaliseerd	wordt geprofessionaliseerd	wordt geprofessionaliseerd	wordt geprofessionaliseerd	worden geprofessionaliseerd	worden geprofessionaliseerd	worden geprofessionaliseerd
verleden (o.v.t.)	werd geprofessionaliseerd	werd geprofessionaliseerd	werd geprofessionaliseerd	werdt geprofessionaliseerd	werd geprofessionaliseerd	werden geprofessionaliseerd	werden geprofessionaliseerd	werden geprofessionaliseerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal geprofessionaliseerd worden	zult geprofessionaliseerd worden	zult geprofessionaliseerd worden	zult geprofessionaliseerd worden	zal geprofessionaliseerd worden	zullen geprofessionaliseerd worden	zullen geprofessionaliseerd worden	zullen geprofessionaliseerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou geprofessionaliseerd worden	zou geprofessionaliseerd worden	zou/zoudt geprofessionaliseerd worden	zoudt geprofessionaliseerd worden	zou geprofessionaliseerd worden	zouden geprofessionaliseerd worden	zouden geprofessionaliseerd worden	zouden geprofessionaliseerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben geprofessionaliseerd	bent geprofessionaliseerd	bent/is geprofessionaliseerd	zijt geprofessionaliseerd	is geprofessionaliseerd	zijn geprofessionaliseerd	zijn geprofessionaliseerd	zijn geprofessionaliseerd
verleden (v.v.t.)	was geprofessionaliseerd	was geprofessionaliseerd	was geprofessionaliseerd	waart geprofessionaliseerd	was geprofessionaliseerd	waren geprofessionaliseerd	waren geprofessionaliseerd	waren geprofessionaliseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geprofessionaliseerd zijn	zult geprofessionaliseerd zijn	zult geprofessionaliseerd zijn	zult geprofessionaliseerd zijn	zal geprofessionaliseerd zijn	zullen geprofessionaliseerd zijn	zullen geprofessionaliseerd zijn	zullen geprofessionaliseerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geprofessionaliseerd zijn	zou geprofessionaliseerd zijn	zou/zoudt geprofessionaliseerd zijn	zoudt geprofessionaliseerd zijn	zou geprofessionaliseerd zijn	zouden geprofessionaliseerd zijn	zouden geprofessionaliseerd zijn	zouden geprofessionaliseerd zijn