produceren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van produceren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | produceren | te produceren | ||||||||
toekomend | zullen produceren | te zullen produceren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geproduceerd | te hebben geproduceerd | ||||||||
toekomend | geproduceerd zullen hebben | geproduceerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
producerend | geproduceerd | ev. produceer |
mv. verouderd produceert |
producere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | produceer | produceert | produceert | produceert | produceert | produceren | produceren | produceren | |||
verleden (o.v.t.) | produceerde | produceerde | produceerde | produceerde | produceerde | produceerden | produceerden | produceerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal produceren | zult/zal produceren | zult/zal produceren | zult produceren | zal produceren | zullen produceren | zullen produceren | zullen produceren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou produceren | zou produceren | zou(dt) produceren | zoudt produceren | zou produceren | zouden produceren | zouden produceren | zouden produceren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geproduceerd | hebt geproduceerd | hebt/heeft geproduceerd | hebt geproduceerd | heeft geproduceerd | hebben geproduceerd | hebben geproduceerd | hebben geproduceerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geproduceerd | had geproduceerd | had geproduceerd | hadt geproduceerd | had geproduceerd | hadden geproduceerd | hadden geproduceerd | hadden geproduceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geproduceerd hebben | zal/zult geproduceerd hebben | zult/zal geproduceerd hebben | zult geproduceerd hebben | zal geproduceerd hebben | zullen geproduceerd hebben | zullen geproduceerd hebben | zullen geproduceerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geproduceerd hebben | zou geproduceerd hebben | zou/zoudt geproduceerd hebben | zoudt geproduceerd hebben | zou geproduceerd hebben | zouden geproduceerd hebben | zouden geproduceerd hebben | zouden geproduceerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geproduceerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geproduceerd | er is geproduceerd | |||||||||
verleden | er werd geproduceerd | er was geproduceerd | |||||||||
toekomend | er zal geproduceerd worden | er zal geproduceerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geproduceerd worden | er zou geproduceerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geproduceerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geproduceerd worden | geproduceerd te worden | ||||||||
toekomend | geproduceerd zullen worden | geproduceerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geproduceerd zijn | geproduceerd te zijn | ||||||||
toekomend | geproduceerd zullen zijn | geproduceerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geproduceerd | wordt geproduceerd | wordt geproduceerd | wordt geproduceerd | wordt geproduceerd | worden geproduceerd | worden geproduceerd | worden geproduceerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geproduceerd | werd geproduceerd | werd geproduceerd | werdt geproduceerd | werd geproduceerd | werden geproduceerd | werden geproduceerd | werden geproduceerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geproduceerd worden | zult geproduceerd worden | zult geproduceerd worden | zult geproduceerd worden | zal geproduceerd worden | zullen geproduceerd worden | zullen geproduceerd worden | zullen geproduceerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geproduceerd worden | zou geproduceerd worden | zou/zoudt geproduceerd worden | zoudt geproduceerd worden | zou geproduceerd worden | zouden geproduceerd worden | zouden geproduceerd worden | zouden geproduceerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geproduceerd | bent geproduceerd | bent/is geproduceerd | zijt geproduceerd | is geproduceerd | zijn geproduceerd | zijn geproduceerd | zijn geproduceerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geproduceerd | was geproduceerd | was geproduceerd | waart geproduceerd | was geproduceerd | waren geproduceerd | waren geproduceerd | waren geproduceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geproduceerd zijn | zult geproduceerd zijn | zult geproduceerd zijn | zult geproduceerd zijn | zal geproduceerd zijn | zullen geproduceerd zijn | zullen geproduceerd zijn | zullen geproduceerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geproduceerd zijn | zou geproduceerd zijn | zou/zoudt geproduceerd zijn | zoudt geproduceerd zijn | zou geproduceerd zijn | zouden geproduceerd zijn | zouden geproduceerd zijn | zouden geproduceerd zijn |