• pre·sen·tie
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord presentie presenties
verkleinwoord

de presentiev

  1. aanwezig zijn van iets op een bepaalde plaats
    • Door de militaire presentie van onze troepen bleef de vrede gehandhaafd. 
    • Begin mei werd D’Hooghe op het 67e FIFA-congres in Bahrein gehuldigd als Ere-Fifa Executive Member. De voetbalbond kon niet achterblijven en zette zijn ex-voorzitter met een lange presentie in de bloemetjes. [2] 
    • Probleem is wel dat de Amerikanen hun militaire presentie fors terugschroeven: van 9800 militairen nu naar 8400 volgend jaar en daarna 5500. Dat betekent dat andere Navo-landen meer moeten doen of het bondgenootschap zijn opdracht in Afghanistan moet beperken, bijvoorbeeld door niet meer in alle provincies te trainen. [3] 
97 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]
  1. presentie op website: Etymologiebank.nl
  2. de Standaard 25/juni/2017
  3. Tubantia Frans Boogaard 10-januari-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be