prelaat
Niet te verwarren met: proleet |
- pre·laat
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geestelijke met rechtsgebied’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van het Latijnse praelatus (met het voorvoegsel pre- en met het achtervoegsel -aat) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prelaat | prelaten |
verkleinwoord | prelaatje | prelaatjes |
- Het woord prelaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prelaat" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "prelaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ prelaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be