predicaatsadjectief
- pre·di·caats·ad·jec·tief
- samenstelling van predicaat en adjectief met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | predicaatsadjectief | predicaatsadjectieven |
verkleinwoord | predicaatsadjectiefje | predicaatsadjectiefjes |
het predicaatsadjectief o
- (grammatica) bijvoeglijk naamwoord dat dienst doet als naamwoordelijk deel van het gezegde