naamwoordelijk deel van het gezegde
- naam·woor·de·lijk deel van het ge·zeg·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naamwoordelijk deel van het gezegde | naamwoordelijke delen van het gezegde |
verkleinwoord | naamwoordelijk deeltje van het gezegde | naamwoordelijke deeltjes van het gezegde |
naamwoordelijk deel van het gezegde o
- (grammatica) het deel van het naamwoordelijk gezegde dat geen werkwoordsvorm is, maar een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of voornaamwoord
1.
- Het woord 'naamwoordelijk deel van het gezegde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.