pommaderen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van pommaderen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | pommaderen | te pommaderen | ||||||
toekomend | zullen pommaderen | te zullen pommaderen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepommadeerd | te hebben gepommadeerd | ||||||
toekomend | gepommadeerd zullen hebben | gepommadeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
pommaderend | gepommadeerd | ev. pommadeer |
mv. verouderd pommadeert |
pommadere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | pommadeer | pommadeert | pommadeert | pommadeert | pommadeert | pommaderen | pommaderen | pommaderen | |
verleden (o.v.t.) | pommadeerde | pommadeerde | pommadeerde | pommadeerde | pommadeerde | pommadeerden | pommadeerden | pommadeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal pommaderen | zult/zal pommaderen | zult/zal pommaderen | zult pommaderen | zal pommaderen | zullen pommaderen | zullen pommaderen | zullen pommaderen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou pommaderen | zou pommaderen | zou(dt) pommaderen | zoudt pommaderen | zou pommaderen | zouden pommaderen | zouden pommaderen | zouden pommaderen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepommadeerd | hebt gepommadeerd | hebt/heeft gepommadeerd | hebt gepommadeerd | heeft gepommadeerd | hebben gepommadeerd | hebben gepommadeerd | hebben gepommadeerd | |
verleden (v.v.t.) | had gepommadeerd | had gepommadeerd | had gepommadeerd | hadt gepommadeerd | had gepommadeerd | hadden gepommadeerd | hadden gepommadeerd | hadden gepommadeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepommadeerd hebben | zal/zult gepommadeerd hebben | zult/zal gepommadeerd hebben | zult gepommadeerd hebben | zal gepommadeerd hebben | zullen gepommadeerd hebben | zullen gepommadeerd hebben | zullen gepommadeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepommadeerd hebben | zou gepommadeerd hebben | zou/zoudt gepommadeerd hebben | zoudt gepommadeerd hebben | zou gepommadeerd hebben | zouden gepommadeerd hebben | zouden gepommadeerd hebben | zouden gepommadeerd hebben |