Pollepel (NL)
Pollepel (B)
  • pol·le·pel
enkelvoud meervoud
naamwoord pollepel pollepels
verkleinwoord pollepeltje pollepeltjes

de pollepelm

  1. (huishouden) (Nederland) een vrij vlakke, houten of kunststoffen lepel gebruikt voor het roeren van voedsel dat toebereid wordt
  2. (huishouden) (België) een diepe, grote lepel met een lange steel gebruikt voor het opdienen van soepen, sauzen e.d.
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]