polieren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van polieren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | polieren | te polieren | ||||||
toekomend | zullen polieren | te zullen polieren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepolierd | te hebben gepolierd | ||||||
toekomend | gepolierd zullen hebben | gepolierd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
polierend | gepolierd | ev. polier |
mv. verouderd poliert |
poliere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | polier | poliert | poliert | poliert | poliert | polieren | polieren | polieren | |
verleden (o.v.t.) | polierde | polierde | polierde | polierde | polierde | polierden | polierden | polierden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal polieren | zult/zal polieren | zult/zal polieren | zult polieren | zal polieren | zullen polieren | zullen polieren | zullen polieren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou polieren | zou polieren | zou(dt) polieren | zoudt polieren | zou polieren | zouden polieren | zouden polieren | zouden polieren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepolierd | hebt gepolierd | hebt/heeft gepolierd | hebt gepolierd | heeft gepolierd | hebben gepolierd | hebben gepolierd | hebben gepolierd | |
verleden (v.v.t.) | had gepolierd | had gepolierd | had gepolierd | hadt gepolierd | had gepolierd | hadden gepolierd | hadden gepolierd | hadden gepolierd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepolierd hebben | zal/zult gepolierd hebben | zult/zal gepolierd hebben | zult gepolierd hebben | zal gepolierd hebben | zullen gepolierd hebben | zullen gepolierd hebben | zullen gepolierd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepolierd hebben | zou gepolierd hebben | zou/zoudt gepolierd hebben | zoudt gepolierd hebben | zou gepolierd hebben | zouden gepolierd hebben | zouden gepolierd hebben | zouden gepolierd hebben |