plioceen
- pli·o·ceen
- van Engels Pliocene, naam voorgesteld in 1833 door de Britse geoloog C. Lyell; afgeleid van Oudgrieks πλείων (pleíoon) "meer" en καινός (kainós) "nieuw", dus: "meer nieuw (leven)" omdat het merendeel van de fossielen uit deze periode van tegenwoordige soorten afkomstig is";[1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plioceen | - |
verkleinwoord | - | - |
het plioceen o
- (geologie) geologisch tijdperk waarin de eerste mensachtigen verschenen, tweede en laatste tijdvak van het periode neogeen, van 5,3 tot 2,6 miljoen jaar geleden
- Reeds op het laatst van het plioceen begon het in Europa koeler te worden; (…) [4]
- Vóór 2006 was de spelling Plioceen. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
- tijdvak (geologie)
- neogeen
- cenozoïcum of kaenozoïcum
- fanerozoïcum
stellend | |
---|---|
onverbogen | plioceen |
verbogen | pliocene |
partitief | plioceens |
plioceen
- uit het plioceen, of met betrekking tot dat tijdperk
- Het woord plioceen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plioceen" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Grace Wilmarth, M."The Geologic Time Classification of the United States Geological Survey Compared with Other Classifications" (1925) US Department of the Interior, Washington; p. 50 e.v.; geraadpleegd 2016-02-02
- ↑ plioceen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Enklaar, J.E."De oudste bewoners van Europa" in: Onze Eeuw. jrg. 22 deel 1 (1922); p.291; geraadpleegd 2016-02-04
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be