• pli·o·ceen
enkelvoud meervoud
naamwoord plioceen -
verkleinwoord - -

het plioceeno

  1. (geologie) geologisch tijdperk waarin de eerste mensachtigen verschenen, tweede en laatste tijdvak van het periode neogeen, van 5,3 tot 2,6 miljoen jaar geleden
    • Reeds op het laatst van het plioceen begon het in Europa koeler te worden; (…) [4]
  • Vóór 2006 was de spelling Plioceen. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
stellend
onverbogen plioceen
verbogen pliocene
partitief plioceens

plioceen

  1. uit het plioceen, of met betrekking tot dat tijdperk
50 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[5]