• mi·o·ceen
enkelvoud meervoud
naamwoord mioceen -
verkleinwoord - -

het mioceeno

  1. (geologie) geologisch tijdperk waarin de grassen zich over de hele wereld verspreiden, eerste tijdvak van de periode neogeen, van 23 tot 5 miljoen jaar geleden
    • Van het mioceen naar het pleistoceen is in het museum maar twee stappen. [4]
  • Vóór 2006 was de spelling Mioceen. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
stellend
onverbogen mioceen
verbogen miocene
partitief mioceens

mioceen

  1. uit het mioceen, of met betrekking tot dat tijdperk
52 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[5]