Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pleit·be·zor·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pleitbezorger pleitbezorgers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pleitbezorger m [1]

  1. (beroep) iemand die in woord en soms ook in daad, een bepaalde zaak of persoon verdedigt
    • In 2010 noemde Frieda Brepoels kernwapens een anachronisme en in 2013 was Theo Francken nog een grote pleitbezorger van een kernwapenvrij België. Het is dus voor ministers Jan Jambon en Steven Vandeput en staatssecretaris Francken nog niet te laat om een gênante bocht te vermijden. [2] 
    • Het optuigen van het Europees Stabilisatie Mechanisme (ESM) en het op termijn omvormen hiervan in een Europees Monetair Fonds staan zeker niet haaks op het Nederlands belang. Ook de Duitse minister Schäuble is hier een pleitbezorger van. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard WOENSDAG 20 SEPTEMBER 2017
  3. Volkskrant Fred Van Staden en Carlo Trojan 20 september 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be