plechtig
- plech·tig
- In de betekenis van ‘statig’ voor het eerst aangetroffen in 1710 [1]
- afgeleid van plicht met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | plechtig | plechtiger | plechtigst |
verbogen | plechtige | plechtigere | plechtigste |
partitief | plechtigs | plechtigers | - |
plechtig
- met ernst en formeel ceremonieel
- Die ingebruikneming had wel wat plechtiger gemogen.
met ceremonieel
- Het woord plechtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plechtig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "plechtig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plechtig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be