• pit·tig
  • afleiding van  pit zn  met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pittig pittiger pittigst
verbogen pittige pittigere pittigste
partitief pittigs pittigers -

pittig

  1. moeilijk
    • Dit tentamen was pittig, maar wel te maken. 
  2. (voeding) stevig en scherp van smaak
    • Belegen kaas is pittiger dan jonge. 
  3. hard, brutaal en/of niet zachtzinnig, veel pit [4] bezittend
    • De VVD voert een pittige campagne. Een Belgische reclameman helpt de liberalen. [1] 
  4. (van personen) die (verbaal of fysiek) zijn of haar mannetje staat, zich goed weet te verweren
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Reformatorisch Dagblad Gerard Vroegindeweij 21-1-2019Het knettert in de coalitie dankzij reclameman
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be