grammofoon (jaren vijftig)
  • pick-up
  • Leenwoord uit het Engels. In de betekenis van ‘platenspeler’ voor het eerst aangetroffen in 1931 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pick-up pick-ups
verkleinwoord pick-upje pick-upjes

de pick-upm

  1. (elektronica), (muziek) een apparaat om grammofoonplaten af te spelen
    • Op de rommelmarkt kocht hij laatst een antieke pick-up. 
  2. (transport) een kleine open vrachtauto
    • De misdadiger reed in een zwarte pick-up. 
  3. (elektronica), (muziek) gitaarelement
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
pick-up pick-ups

pick-up

  1. pick-up


pick-up m

  1. pick-up