• pel·grim
enkelvoud meervoud
naamwoord pelgrim pelgrims
verkleinwoord pelgrimmetje
pelgrimpje
pelgrimmetjes
pelgrimpjes

de pelgrimm

  1. (religie), (persoon) iemand die een bedevaart onderneemt
    • Er trekken heel veel pelgrims naar Mekka. 
     Zo kwam ik bij de vraag: geloof ik in God? Hoewel ik protestant ben opgevoed en mijn hele leven als religieuze pelgrim op zoek naar God van kerk naar kerk zwierf ben ik nooit een grote fan van predikanten geweest.[3]
     "Het Landschap met de prediking van de H. Drogo" is een doek van 144 op 424 centimeter. In een breed landschap staat de heilige pelgrim met herdersstaf en hond, omringd door zieken en kreupelen die naar hem opkijken.[4]
  2. (dierkunde) slechtvalk
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]
  1. "pelgrim" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. pelgrim op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Weblink bron “Schilderij Gentse Sint-Baafskathedraal zwaar beschadigd” (Woensdag 6 februari 2002 om 00:00), De Standaard
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be