parasiteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van parasiteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | parasiteren | te parasiteren | ||||||
toekomend | zullen parasiteren | te zullen parasiteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geparasiteerd | te hebben geparasiteerd | ||||||
toekomend | geparasiteerd zullen hebben | geparasiteerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
parasiterend | geparasiteerd | ev. parasiteer |
mv. verouderd parasiteert |
parasitere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | parasiteer | parasiteert | parasiteert | parasiteert | parasiteert | parasiteren | parasiteren | parasiteren | |
verleden (o.v.t.) | parasiteerde | parasiteerde | parasiteerde | parasiteerde | parasiteerde | parasiteerden | parasiteerden | parasiteerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal parasiteren | zult/zal parasiteren | zult/zal parasiteren | zult parasiteren | zal parasiteren | zullen parasiteren | zullen parasiteren | zullen parasiteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou parasiteren | zou parasiteren | zou(dt) parasiteren | zoudt parasiteren | zou parasiteren | zouden parasiteren | zouden parasiteren | zouden parasiteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geparasiteerd | hebt geparasiteerd | hebt/heeft geparasiteerd | hebt geparasiteerd | heeft geparasiteerd | hebben geparasiteerd | hebben geparasiteerd | hebben geparasiteerd | |
verleden (v.v.t.) | had geparasiteerd | had geparasiteerd | had geparasiteerd | hadt geparasiteerd | had geparasiteerd | hadden geparasiteerd | hadden geparasiteerd | hadden geparasiteerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geparasiteerd hebben | zal/zult geparasiteerd hebben | zult/zal geparasiteerd hebben | zult geparasiteerd hebben | zal geparasiteerd hebben | zullen geparasiteerd hebben | zullen geparasiteerd hebben | zullen geparasiteerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geparasiteerd hebben | zou geparasiteerd hebben | zou/zoudt geparasiteerd hebben | zoudt geparasiteerd hebben | zou geparasiteerd hebben | zouden geparasiteerd hebben | zouden geparasiteerd hebben | zouden geparasiteerd hebben |