• pan·fluit
  • eponiem, vernoemd naar de Griekse god van de bossen en beschermheilige van de herders “Pan
enkelvoud meervoud
naamwoord panfluit panfluiten
verkleinwoord panfluitje panfluitjes

de panfluitv / m

  1. (muziekinstrument) blaasinstrument dat is samengesteld uit een reeks van eentonige fluiten
97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be