Deze ney   is een rietfluit uit Turkije.
  • riet·fluit
enkelvoud meervoud
naamwoord rietfluit rietfluiten
verkleinwoord rietfluitje rietfluitjes

de rietfluitv / m

  1. (muziekinstrument) blaasinstrument gemaakt van een rietstengel
     Eén der herders fluit op zijn rietfluit, de ander zingt erbij, terwijl de derde herder danst met de herderin.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Mieke B. Smits-Veldt
    “Samuel Coster, ethicus-didacticus.” (1986), Wolters-Noordhoff/Forsten, Groningen, ISBN 9062430562, p. 174