herdersfluit
  • her·ders·fluit
enkelvoud meervoud
naamwoord herdersfluit herdersfluiten
verkleinwoord herdersfluitje herdersfluitjes

de herdersfluitv / m

  1. (muziek) een houten blaasinstrument met een rechte conische boring
     Aan de oevers flaneren klassendames (koeien) die de groene grassprietjes uittrekken, vaak hoor je de herdersfluit.[2]
     Speciale gast is de Bulgaar Theodosii Spassov, bespeler van de kaval (herdersfluit), die hij introduceerde in de jazz. Denk bij de aanwezigheid van een herdersfluit nu vooral niet aan het ijl pastoraal gefiedel, dat misschien op schapen een kalmerende werking heeft, maar niet op de stadsmensen die het Bimhuis bezoeken.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  3.   Weblink bron “Latin: Van Merwijks Music Machine - 2007 en 2008 ****” (8 april 2009), Het Parool