• pór

pór

  1. paar


  • pór
  1. Afgeleid van het Latijnse porrum
  2. Afgeleid van het Latijnse porus

pór monbezield

  1. (plantkunde)(groente) prei, een look die als groente gegeten wordt
    «Pór potřebuje ke klíčení tmu.»
    Prei heeft voor het kiemen het duister nodig.
  2. porie; een microscopisch gaatje
    «Existují muži s romantickýma očima a s vášní v každém póru svého těla.»
    Er bestaan mannen met romantische ogen en met passie in elke porie van je lichaam.
  3. porie; een kleine opening aan het oppervlak van een voorwerp
  1. Oude schrijfwijze: póra v
  1. pórek monbezield, pór zahradní monbezield
  2. průduch monbezield
  1. rostlina v, zelenina v