Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: porrie
  • po·rie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kleine opening, o.a. in huid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1867 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord porie poriën
verkleinwoord porietje porietjes

de poriev

  1. een microscopisch gaatje
    • De bladeren van een boom zijn bedekt met poriën. 
    • Voor ons zou die Cécile een knap meisje zijn, verder niets. Voor hem lag dat heel anders. Iedere porie van Céciles huid bestond uit speciale moleculen, haar adem had een speciale geur. Ze had blauwe ogen, goed, dat zegt jou niets, maar voor Albert waren die ogen een afgrond, een onpeilbare diepte. [2] 
93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]