• IPA: /paːsmɔ/
  • pá·s·mo
  • Afgeleid van het zelfstandige naamwoord pás met het achtervoegsel -mo

pásmo o

  1. strook, zone; een territorium of ruimte met een langwerpige vorm
    «Stroj je proveden pro klimatické podmínky mírného pásma
    De machine is uitgevoerd voor de klimatische voorwaarden in de milde zone.
  2. (techniek) meetlint, lintmeter, meetband; een meetinstrument, in de vorm van een band, waarmee de maat van iets genomen kan worden, of waarmee men afstanden kan meten
    «Dal mi měřící pásmo na přeměření bytu.»
    Hij heeft mij een meetlint gegeven voor het opmeten van de woning.
  3. band; frequentiebereik
    «Systém GSM používá dvě frekvenční pásma
    Het GSM-systeem gebruikt twee frequentiebanden.
  1. pás monbezield, zóna v, oblast v