overslaan/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van overslaan | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overslaan | over te slaan | ||||||||
toekomend | zullen overslaan over zullen slaan |
te zullen overslaan over te zullen slaan | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] overgeslagen | te hebben[1]/zijn[2] overgeslagen | ||||||||
toekomend | overgeslagen zullen hebben[1]/zijn[2] | overgeslagen te zullen hebben[1]/zijn[2] | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overslaand | overgeslagen | ev. sla over |
mv. verouderd slaat over |
sla over (bijzin) oversla | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | sla over | slaat over | slaat over | slaat over | slaat over | slaan over | slaan over | slaan over | |||
verleden (o.v.t.) | sloeg over | sloeg over | sloeg over | sloegt over | sloeg over | sloegen over | sloegen over | sloegen over | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overslaan | zult/zal overslaan | zult/zal overslaan | zult overslaan | zal overslaan | zullen overslaan | zullen overslaan | zullen overslaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overslaan | zou overslaan | zou(dt) overslaan | zoudt overslaan | zou overslaan | zouden overslaan | zouden overslaan | zouden overslaan | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | oversla | overslaat | overslaat | overslaat | overslaat | overslaan | overslaan | overslaan | |||
verleden (o.v.t.) | oversloeg | oversloeg | oversloeg | oversloegt | oversloeg | oversloegen | oversloegen | oversloegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overslaan over zal slaan |
zult/zal overslaan over zult/zal slaan |
zult/zal overslaan over zult/zal slaan |
zult overslaan over zult slaan |
zal overslaan over zal slaan |
zullen overslaan over zullen slaan |
zullen overslaan over zullen slaan |
zullen overslaan over zullen slaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overslaan over zou slaan |
zou overslaan over zou slaan |
zou(dt) overslaan over zou(dt) slaan |
zoudt overslaan over zoudt slaan |
zou overslaan over zou slaan |
zouden overslaan over zouden slaan |
zouden overslaan over zouden slaan |
zouden overslaan over zouden slaan | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm overgeslagen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overgeslagen | er is overgeslagen | |||||||||
verleden | er werd overgeslagen | er was overgeslagen | |||||||||
toekomend | er zal overgeslagen worden | er zal overgeslagen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overgeslagen worden | er zou overgeslagen zijn | |||||||||
lijdende vorm overgeslagen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overgeslagen worden | overgeslagen te worden | ||||||||
toekomend | overgeslagen zullen worden | overgeslagen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overgeslagen zijn | overgeslagen te zijn | ||||||||
toekomend | overgeslagen zullen zijn | overgeslagen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overgeslagen | wordt overgeslagen | wordt overgeslagen | wordt overgeslagen | wordt overgeslagen | worden overgeslagen | worden overgeslagen | worden overgeslagen | |||
verleden (o.v.t.) | werd overgeslagen | werd overgeslagen | werd overgeslagen | werdt overgeslagen | werd overgeslagen | werden overgeslagen | werden overgeslagen | werden overgeslagen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overgeslagen worden | zult overgeslagen worden | zult overgeslagen worden | zult overgeslagen worden | zal overgeslagen worden | zullen overgeslagen worden | zullen overgeslagen worden | zullen overgeslagen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overgeslagen worden | zou overgeslagen worden | zou/zoudt overgeslagen worden | zoudt overgeslagen worden | zou overgeslagen worden | zouden overgeslagen worden | zouden overgeslagen worden | zouden overgeslagen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgeslagen | bent overgeslagen | bent/is overgeslagen | zijt overgeslagen | is overgeslagen | zijn overgeslagen | zijn overgeslagen | zijn overgeslagen | |||
verleden (v.v.t.) | was overgeslagen | was overgeslagen | was overgeslagen | waart overgeslagen | was overgeslagen | waren overgeslagen | waren overgeslagen | waren overgeslagen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgeslagen zijn | zult overgeslagen zijn | zult overgeslagen zijn | zult overgeslagen zijn | zal overgeslagen zijn | zullen overgeslagen zijn | zullen overgeslagen zijn | zullen overgeslagen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgeslagen zijn | zou overgeslagen zijn | zou/zoudt overgeslagen zijn | zoudt overgeslagen zijn | zou overgeslagen zijn | zouden overgeslagen zijn | zouden overgeslagen zijn | zouden overgeslagen zijn |