overkoepelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van overkoepelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overkoepelen | te overkoepelen | ||||||||
toekomend | zullen overkoepelen | te zullen overkoepelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overkoepeld | te hebben overkoepeld | ||||||||
toekomend | overkoepeld zullen hebben | overkoepeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overkoepelend | overkoepeld | ev. overkoepel |
mv. verouderd overkoepelt |
overkoepele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overkoepel | overkoepelt | overkoepelt | overkoepelt | overkoepelt | overkoepelen | overkoepelen | overkoepelen | |||
verleden (o.v.t.) | overkoepelde | overkoepelde | overkoepelde | overkoepelde | overkoepelde | overkoepelden | overkoepelden | overkoepelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overkoepelen | zult/zal overkoepelen | zult/zal overkoepelen | zult overkoepelen | zal overkoepelen | zullen overkoepelen | zullen overkoepelen | zullen overkoepelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overkoepelen | zou overkoepelen | zou(dt) overkoepelen | zoudt overkoepelen | zou overkoepelen | zouden overkoepelen | zouden overkoepelen | zouden overkoepelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overkoepeld | hebt overkoepeld | hebt/heeft overkoepeld | hebt overkoepeld | heeft overkoepeld | hebben overkoepeld | hebben overkoepeld | hebben overkoepeld | |||
verleden (v.v.t.) | had overkoepeld | had overkoepeld | had overkoepeld | hadt overkoepeld | had overkoepeld | hadden overkoepeld | hadden overkoepeld | hadden overkoepeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overkoepeld hebben | zal/zult overkoepeld hebben | zult/zal overkoepeld hebben | zult overkoepeld hebben | zal overkoepeld hebben | zullen overkoepeld hebben | zullen overkoepeld hebben | zullen overkoepeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overkoepeld hebben | zou overkoepeld hebben | zou/zoudt overkoepeld hebben | zoudt overkoepeld hebben | zou overkoepeld hebben | zouden overkoepeld hebben | zouden overkoepeld hebben | zouden overkoepeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overkoepeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overkoepeld | er is overkoepeld | |||||||||
verleden | er werd overkoepeld | er was overkoepeld | |||||||||
toekomend | er zal overkoepeld worden | er zal overkoepeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overkoepeld worden | er zou overkoepeld zijn | |||||||||
lijdende vorm overkoepeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overkoepeld worden | overkoepeld te worden | ||||||||
toekomend | overkoepeld zullen worden | overkoepeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overkoepeld zijn | overkoepeld te zijn | ||||||||
toekomend | overkoepeld zullen zijn | overkoepeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overkoepeld | wordt overkoepeld | wordt overkoepeld | wordt overkoepeld | wordt overkoepeld | worden overkoepeld | worden overkoepeld | worden overkoepeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd overkoepeld | werd overkoepeld | werd overkoepeld | werdt overkoepeld | werd overkoepeld | werden overkoepeld | werden overkoepeld | werden overkoepeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overkoepeld worden | zult overkoepeld worden | zult overkoepeld worden | zult overkoepeld worden | zal overkoepeld worden | zullen overkoepeld worden | zullen overkoepeld worden | zullen overkoepeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overkoepeld worden | zou overkoepeld worden | zou/zoudt overkoepeld worden | zoudt overkoepeld worden | zou overkoepeld worden | zouden overkoepeld worden | zouden overkoepeld worden | zouden overkoepeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overkoepeld | bent overkoepeld | bent/is overkoepeld | zijt overkoepeld | is overkoepeld | zijn overkoepeld | zijn overkoepeld | zijn overkoepeld | |||
verleden (v.v.t.) | was overkoepeld | was overkoepeld | was overkoepeld | waart overkoepeld | was overkoepeld | waren overkoepeld | waren overkoepeld | waren overkoepeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overkoepeld zijn | zult overkoepeld zijn | zult overkoepeld zijn | zult overkoepeld zijn | zal overkoepeld zijn | zullen overkoepeld zijn | zullen overkoepeld zijn | zullen overkoepeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overkoepeld zijn | zou overkoepeld zijn | zou/zoudt overkoepeld zijn | zoudt overkoepeld zijn | zou overkoepeld zijn | zouden overkoepeld zijn | zouden overkoepeld zijn | zouden overkoepeld zijn |