ouwelijk
- ou·we·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ouwelijk | ouwelijker | ouwelijkst |
verbogen | ouwelijke | ouwelijkere | ouwelijkste |
partitief | ouwelijks | ouwelijkers | - |
ouwelijk [1]
- van iets dat het past bij oudere mensen
- Boer David verraste me. Ik vond hem zo ouwelijk en bazig afgelopen weken, maar stuntelend met pannen achter een fornuis, zichtbaar opgelaten onder al die vrouwenblikken, snapte ik ineens wat zij in hem zien. En dat huis met zwembad is helemaal niet verkeerd, al staat het dan in Roemenië. [2]
- Snoezig zijn ze, hé? De zingende tweeling Mylène en Rosanne Waalewijn. Ze hadden zich gisteren ook behoorlijk uitgesloofd: check de matching nagels. En het gekrulde haar: lekker! Toch geven we ze een bescheiden cijfer: 6,5. De galajurken vallen namelijk nogal tegen. De lengte, de kleur, de mouwen: véél te ouwelijk. Voortaan iets jongs, iets tintelends, girls! [3]
- Het woord ouwelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ouwelijk" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Angela de Jong 05-03-17 'Ik zou boer Marc zijn shirtje van het lijf hebben gerukt'
- ↑ Tubantia Eefje Oomen 25-01-18 Sorry musicaldames, Igone is weer de mooiste van het bal
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be