• aged
  • Voltooid deelwoord van het Engelse werkwoord age in bijvoeglijk gebruik.
stellend vergrotend overtreffend
aged more aged most aged

aged

  1. op leeftijd
  2. oud
    «Suddenly and peacefully he passed away at his home in Cambridge on the 29th November 2012; aged 86 years.»
    Plotseling en vredig is hij thuis in Cambridge verleden op de 29 november 2012, 86 jaar oud.
  3. verouderd

aged

  1. verleden tijd van age
  2. voltooid deelwoord van age