opverven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opverven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opverven | op te verven | ||||||||
toekomend | zullen opverven op zullen verven |
te zullen opverven op te zullen verven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgeverfd | te hebben opgeverfd | ||||||||
toekomend | opgeverfd zullen hebben | opgeverfd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opvervend | opgeverfd | ev. verf op |
mv. verouderd verft op |
verve op (bijzin) opverve | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | verf op | verft op | verft op | verft op | verft op | verven op | verven op | verven op | |||
verleden (o.v.t.) | verfde op | verfde op | verfde op | verfde op | verfde op | verfden op | verfden op | verfden op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opverven | zult/zal opverven | zult/zal opverven | zult opverven | zal opverven | zullen opverven | zullen opverven | zullen opverven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opverven | zou opverven | zou(dt) opverven | zoudt opverven | zou opverven | zouden opverven | zouden opverven | zouden opverven | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opverf | opverft | opverft | opverft | opverft | opverven | opverven | opverven | |||
verleden (o.v.t.) | opverfde | opverfde | opverfde | opverfde | opverfde | opverfden | opverfden | opverfden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opverven op zal verven |
zult/zal opverven op zult/zal verven |
zult/zal opverven op zult/zal verven |
zult opverven op zult verven |
zal opverven op zal verven |
zullen opverven op zullen verven |
zullen opverven op zullen verven |
zullen opverven op zullen verven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opverven op zou verven |
zou opverven op zou verven |
zou(dt) opverven op zou(dt) verven |
zoudt opverven op zoudt verven |
zou opverven op zou verven |
zouden opverven op zouden verven |
zouden opverven op zouden verven |
zouden opverven op zouden verven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgeverfd | hebt opgeverfd | hebt/heeft opgeverfd | hebt opgeverfd | heeft opgeverfd | hebben opgeverfd | hebben opgeverfd | hebben opgeverfd | |||
verleden (v.v.t.) | had opgeverfd | had opgeverfd | had opgeverfd | hadt opgeverfd | had opgeverfd | hadden opgeverfd | hadden opgeverfd | hadden opgeverfd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgeverfd hebben | zal/zult opgeverfd hebben | zult/zal opgeverfd hebben | zult opgeverfd hebben | zal opgeverfd hebben | zullen opgeverfd hebben | zullen opgeverfd hebben | zullen opgeverfd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgeverfd hebben | zou opgeverfd hebben | zou/zoudt opgeverfd hebben | zoudt opgeverfd hebben | zou opgeverfd hebben | zouden opgeverfd hebben | zouden opgeverfd hebben | zouden opgeverfd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgeverfd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgeverfd | er is opgeverfd | |||||||||
verleden | er werd opgeverfd | er was opgeverfd | |||||||||
toekomend | er zal opgeverfd worden | er zal opgeverfd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgeverfd worden | er zou opgeverfd zijn | |||||||||
lijdende vorm opgeverfd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgeverfd worden | opgeverfd te worden | ||||||||
toekomend | opgeverfd zullen worden | opgeverfd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgeverfd zijn | opgeverfd te zijn | ||||||||
toekomend | opgeverfd zullen zijn | opgeverfd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgeverfd | wordt opgeverfd | wordt opgeverfd | wordt opgeverfd | wordt opgeverfd | worden opgeverfd | worden opgeverfd | worden opgeverfd | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgeverfd | werd opgeverfd | werd opgeverfd | werdt opgeverfd | werd opgeverfd | werden opgeverfd | werden opgeverfd | werden opgeverfd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgeverfd worden | zult opgeverfd worden | zult opgeverfd worden | zult opgeverfd worden | zal opgeverfd worden | zullen opgeverfd worden | zullen opgeverfd worden | zullen opgeverfd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgeverfd worden | zou opgeverfd worden | zou/zoudt opgeverfd worden | zoudt opgeverfd worden | zou opgeverfd worden | zouden opgeverfd worden | zouden opgeverfd worden | zouden opgeverfd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgeverfd | bent opgeverfd | bent/is opgeverfd | zijt opgeverfd | is opgeverfd | zijn opgeverfd | zijn opgeverfd | zijn opgeverfd | |||
verleden (v.v.t.) | was opgeverfd | was opgeverfd | was opgeverfd | waart opgeverfd | was opgeverfd | waren opgeverfd | waren opgeverfd | waren opgeverfd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgeverfd zijn | zult opgeverfd zijn | zult opgeverfd zijn | zult opgeverfd zijn | zal opgeverfd zijn | zullen opgeverfd zijn | zullen opgeverfd zijn | zullen opgeverfd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgeverfd zijn | zou opgeverfd zijn | zou/zoudt opgeverfd zijn | zoudt opgeverfd zijn | zou opgeverfd zijn | zouden opgeverfd zijn | zouden opgeverfd zijn | zouden opgeverfd zijn |