Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ver·ven
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opverven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opverven
verfde op
opgeverfd
zwak -d volledig
  1. iets opknappen door het te verven
  2. door schilderen alle beschikbare verf verbruiken

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen