opperen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opperen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opperen | te opperen | ||||||||
toekomend | zullen opperen | te zullen opperen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geopperd | te hebben geopperd | ||||||||
toekomend | geopperd zullen hebben | geopperd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opperend | geopperd | ev. opper |
mv. verouderd oppert |
oppere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | opper | oppert | oppert | oppert | oppert | opperen | opperen | opperen | |||
verleden (o.v.t.) | opperde | opperde | opperde | opperde | opperde | opperden | opperden | opperden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opperen | zult/zal opperen | zult/zal opperen | zult opperen | zal opperen | zullen opperen | zullen opperen | zullen opperen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opperen | zou opperen | zou(dt) opperen | zoudt opperen | zou opperen | zouden opperen | zouden opperen | zouden opperen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geopperd | hebt geopperd | hebt/heeft geopperd | hebt geopperd | heeft geopperd | hebben geopperd | hebben geopperd | hebben geopperd | |||
verleden (v.v.t.) | had geopperd | had geopperd | had geopperd | hadt geopperd | had geopperd | hadden geopperd | hadden geopperd | hadden geopperd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geopperd hebben | zal/zult geopperd hebben | zult/zal geopperd hebben | zult geopperd hebben | zal geopperd hebben | zullen geopperd hebben | zullen geopperd hebben | zullen geopperd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geopperd hebben | zou geopperd hebben | zou/zoudt geopperd hebben | zoudt geopperd hebben | zou geopperd hebben | zouden geopperd hebben | zouden geopperd hebben | zouden geopperd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geopperd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geopperd | er is geopperd | |||||||||
verleden | er werd geopperd | er was geopperd | |||||||||
toekomend | er zal geopperd worden | er zal geopperd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geopperd worden | er zou geopperd zijn | |||||||||
lijdende vorm geopperd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geopperd worden | geopperd te worden | ||||||||
toekomend | geopperd zullen worden | geopperd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geopperd zijn | geopperd te zijn | ||||||||
toekomend | geopperd zullen zijn | geopperd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geopperd | wordt geopperd | wordt geopperd | wordt geopperd | wordt geopperd | worden geopperd | worden geopperd | worden geopperd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geopperd | werd geopperd | werd geopperd | werdt geopperd | werd geopperd | werden geopperd | werden geopperd | werden geopperd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geopperd worden | zult geopperd worden | zult geopperd worden | zult geopperd worden | zal geopperd worden | zullen geopperd worden | zullen geopperd worden | zullen geopperd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geopperd worden | zou geopperd worden | zou/zoudt geopperd worden | zoudt geopperd worden | zou geopperd worden | zouden geopperd worden | zouden geopperd worden | zouden geopperd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geopperd | bent geopperd | bent/is geopperd | zijt geopperd | is geopperd | zijn geopperd | zijn geopperd | zijn geopperd | |||
verleden (v.v.t.) | was geopperd | was geopperd | was geopperd | waart geopperd | was geopperd | waren geopperd | waren geopperd | waren geopperd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geopperd zijn | zult geopperd zijn | zult geopperd zijn | zult geopperd zijn | zal geopperd zijn | zullen geopperd zijn | zullen geopperd zijn | zullen geopperd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geopperd zijn | zou geopperd zijn | zou/zoudt geopperd zijn | zoudt geopperd zijn | zou geopperd zijn | zouden geopperd zijn | zouden geopperd zijn | zouden geopperd zijn |