opperden
- op·per·den
vervoeging van |
---|
opperen |
opperden
- meervoud verleden tijd van opperen
- Wij opperden.
- Jullie opperden.
- Zij opperden.
- Wij opperden.
- Het woord opperden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
opperen |
opperden