ophemelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van ophemelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ophemelen			op te hemelen
	toekomend		zullen ophemelen op zullen hemelen			te zullen ophemelen op te zullen hemelen
voltooid	tegenwoordig		hebben opgehemeld			te hebben opgehemeld
	toekomend		opgehemeld zullen hebben			opgehemeld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	ophemelend		opgehemeld			ev. hemel op	mv. verouderd hemelt op	hemele op (bijzin) ophemele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	hemel op	hemelt op	hemelt op	hemelt op	hemelt op	hemelen op	hemelen op	hemelen op
verleden (o.v.t.)	hemelde op	hemelde op	hemelde op	hemelde op	hemelde op	hemelden op	hemelden op	hemelden op
toekomend (o.t.t.t.)	zal ophemelen	zult/zal ophemelen	zult/zal ophemelen	zult ophemelen	zal ophemelen	zullen ophemelen	zullen ophemelen	zullen ophemelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ophemelen	zou ophemelen	zou(dt) ophemelen	zoudt ophemelen	zou ophemelen	zouden ophemelen	zouden ophemelen	zouden ophemelen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	ophemel	ophemelt	ophemelt	ophemelt	ophemelt	ophemelen	ophemelen	ophemelen
verleden (o.v.t.)	ophemelde	ophemelde	ophemelde	ophemelde	ophemelde	ophemelden	ophemelden	ophemelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal ophemelen op zal hemelen	zult/zal ophemelen op zult/zal hemelen	zult/zal ophemelen op zult/zal hemelen	zult ophemelen op zult hemelen	zal ophemelen op zal hemelen	zullen ophemelen op zullen hemelen	zullen ophemelen op zullen hemelen	zullen ophemelen op zullen hemelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ophemelen op zou hemelen	zou ophemelen op zou hemelen	zou(dt) ophemelen op zou(dt) hemelen	zoudt ophemelen op zoudt hemelen	zou ophemelen op zou hemelen	zouden ophemelen op zouden hemelen	zouden ophemelen op zouden hemelen	zouden ophemelen op zouden hemelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb opgehemeld	hebt opgehemeld	hebt/heeft opgehemeld	hebt opgehemeld	heeft opgehemeld	hebben opgehemeld	hebben opgehemeld	hebben opgehemeld
verleden (v.v.t.)	had opgehemeld	had opgehemeld	had opgehemeld	hadt opgehemeld	had opgehemeld	hadden opgehemeld	hadden opgehemeld	hadden opgehemeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal opgehemeld hebben	zal/zult opgehemeld hebben	zult/zal opgehemeld hebben	zult opgehemeld hebben	zal opgehemeld hebben	zullen opgehemeld hebben	zullen opgehemeld hebben	zullen opgehemeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou opgehemeld hebben	zou opgehemeld hebben	zou/zoudt opgehemeld hebben	zoudt opgehemeld hebben	zou opgehemeld hebben	zouden opgehemeld hebben	zouden opgehemeld hebben	zouden opgehemeld hebben
onpersoonlijke lijdende vorm opgehemeld worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt opgehemeld				er is opgehemeld
verleden	er werd opgehemeld				er was opgehemeld
toekomend	er zal opgehemeld worden				er zal opgehemeld zijn
voorwaardelijk	er zou opgehemeld worden				er zou opgehemeld zijn
lijdende vorm opgehemeld worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		opgehemeld worden			opgehemeld te worden
	toekomend		opgehemeld zullen worden			opgehemeld te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		opgehemeld zijn			opgehemeld te zijn
	toekomend		opgehemeld zullen zijn			opgehemeld te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word opgehemeld	wordt opgehemeld	wordt opgehemeld	wordt opgehemeld	wordt opgehemeld	worden opgehemeld	worden opgehemeld	worden opgehemeld
verleden (o.v.t.)	werd opgehemeld	werd opgehemeld	werd opgehemeld	werdt opgehemeld	werd opgehemeld	werden opgehemeld	werden opgehemeld	werden opgehemeld
toekomend (o.t.t.t.)	zal opgehemeld worden	zult opgehemeld worden	zult opgehemeld worden	zult opgehemeld worden	zal opgehemeld worden	zullen opgehemeld worden	zullen opgehemeld worden	zullen opgehemeld worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou opgehemeld worden	zou opgehemeld worden	zou/zoudt opgehemeld worden	zoudt opgehemeld worden	zou opgehemeld worden	zouden opgehemeld worden	zouden opgehemeld worden	zouden opgehemeld worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben opgehemeld	bent opgehemeld	bent/is opgehemeld	zijt opgehemeld	is opgehemeld	zijn opgehemeld	zijn opgehemeld	zijn opgehemeld
verleden (v.v.t.)	was opgehemeld	was opgehemeld	was opgehemeld	waart opgehemeld	was opgehemeld	waren opgehemeld	waren opgehemeld	waren opgehemeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal opgehemeld zijn	zult opgehemeld zijn	zult opgehemeld zijn	zult opgehemeld zijn	zal opgehemeld zijn	zullen opgehemeld zijn	zullen opgehemeld zijn	zullen opgehemeld zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou opgehemeld zijn	zou opgehemeld zijn	zou/zoudt opgehemeld zijn	zoudt opgehemeld zijn	zou opgehemeld zijn	zouden opgehemeld zijn	zouden opgehemeld zijn	zouden opgehemeld zijn