opduiken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opduiken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opduiken | op te duiken | ||||||||
toekomend | zullen opduiken op zullen duiken |
te zullen opduiken op te zullen duiken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn opgedoken | te zijn opgedoken | ||||||||
toekomend | opgedoken zullen zijn | opgedoken te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opduikend | opgedoken | ev. duik op |
mv. verouderd duikt op |
duike op (bijzin) opduike | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | duik op | duikt op | duikt op | duikt op | duikt op | duiken op | duiken op | duiken op | |||
verleden (o.v.t.) | dook op | dook op | dook op | dook op | dook op | doken op | doken op | doken op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opduiken | zult/zal opduiken | zult/zal opduiken | zult opduiken | zal opduiken | zullen opduiken | zullen opduiken | zullen opduiken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opduiken | zou opduiken | zou(dt) opduiken | zoudt opduiken | zou opduiken | zouden opduiken | zouden opduiken | zouden opduiken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opduik | opduikt | opduikt | opduikt | opduikt | opduiken | opduiken | opduiken | |||
verleden (o.v.t.) | opdook | opdook | opdook | opdook | opdook | opdoken | opdoken | opdoken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opduiken op zal duiken |
zult/zal opduiken op zult/zal duiken |
zult/zal opduiken op zult/zal duiken |
zult opduiken op zult duiken |
zal opduiken op zal duiken |
zullen opduiken op zullen duiken |
zullen opduiken op zullen duiken |
zullen opduiken op zullen duiken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opduiken op zou duiken |
zou opduiken op zou duiken |
zou(dt) opduiken op zou(dt) duiken |
zoudt opduiken op zoudt duiken |
zou opduiken op zou duiken |
zouden opduiken op zouden duiken |
zouden opduiken op zouden duiken |
zouden opduiken op zouden duiken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgedoken | bent opgedoken | bent/is opgedoken | zijt opgedoken | is opgedoken | zijn opgedoken | zijn opgedoken | zijn opgedoken | |||
verleden (v.v.t.) | was opgedoken | was opgedoken | was opgedoken | waart opgedoken | was opgedoken | waren opgedoken | waren opgedoken | waren opgedoken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgedoken zijn | zal/zult opgedoken zijn | zult/zal opgedoken zijn | zult opgedoken zijn | zal opgedoken zijn | zullen opgedoken zijn | zullen opgedoken zijn | zullen opgedoken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgedoken zijn | zou opgedoken zijn | zou/zoudt opgedoken zijn | zoudt opgedoken zijn | zou opgedoken zijn | zouden opgedoken zijn | zouden opgedoken zijn | zouden opgedoken zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgedoken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgedoken | er is opgedoken | |||||||||
verleden | er werd opgedoken | er was opgedoken | |||||||||
toekomend | er zal opgedoken worden | er zal opgedoken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgedoken worden | er zou opgedoken zijn | |||||||||
lijdende vorm opgedoken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgedoken worden | opgedoken te worden | ||||||||
toekomend | opgedoken zullen worden | opgedoken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgedoken zijn | opgedoken te zijn | ||||||||
toekomend | opgedoken zullen zijn | opgedoken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgedoken | wordt opgedoken | wordt opgedoken | wordt opgedoken | wordt opgedoken | worden opgedoken | worden opgedoken | worden opgedoken | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgedoken | werd opgedoken | werd opgedoken | werdt opgedoken | werd opgedoken | werden opgedoken | werden opgedoken | werden opgedoken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgedoken worden | zult opgedoken worden | zult opgedoken worden | zult opgedoken worden | zal opgedoken worden | zullen opgedoken worden | zullen opgedoken worden | zullen opgedoken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgedoken worden | zou opgedoken worden | zou/zoudt opgedoken worden | zoudt opgedoken worden | zou opgedoken worden | zouden opgedoken worden | zouden opgedoken worden | zouden opgedoken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgedoken | bent opgedoken | bent/is opgedoken | zijt opgedoken | is opgedoken | zijn opgedoken | zijn opgedoken | zijn opgedoken | |||
verleden (v.v.t.) | was opgedoken | was opgedoken | was opgedoken | waart opgedoken | was opgedoken | waren opgedoken | waren opgedoken | waren opgedoken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgedoken zijn | zult opgedoken zijn | zult opgedoken zijn | zult opgedoken zijn | zal opgedoken zijn | zullen opgedoken zijn | zullen opgedoken zijn | zullen opgedoken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgedoken zijn | zou opgedoken zijn | zou/zoudt opgedoken zijn | zoudt opgedoken zijn | zou opgedoken zijn | zouden opgedoken zijn | zouden opgedoken zijn | zouden opgedoken zijn |