opdirken
- op·dir·ken
- In de betekenis van ‘overdreven mooi maken’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [1]
- samenstelling van op en dirk zn met het achtervoegsel -en
opdirken [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opdirken |
dirkte op |
opgedirkt |
zwak -t | volledig |
- (overdreven) veel aandacht aan je uiterlijk besteden als je naar een feestelijke gebeurtenis gaat
- Facebook heeft 1,6 miljard gebruikers, maar tieners vinden het sociale netwerk weinig opwindend. Zij zetten hun kiekjes liever op Snapchat, waar ze ze kunnen opdirken met speelse filters en waar ze vanzelf weer verdwijnen. [3]
- Fennema doet het voorkomen alsof vrouwelijke schrijvers zich opdirken en seksueel laten portretteren om meer boeken te verkopen. Ik stel dat ijdelheid geen gender kent. [4]
1. (overdreven) veel aandacht aan je uiterlijk besteden als je naar een feestelijke gebeurtenis gaat
- Het woord opdirken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opdirken" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "opdirken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 23 AUGUSTUS 2016 Dominique Deckmyn
- ↑ Volkskrant Elfie Tromp 12 mei 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be