optooien
- op·tooi·en
- samenstelling van op bw en tooien ww
optooien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
optooien |
tooide op |
opgetooid |
zwak -d | volledig |
- iets of iemand mooier maken
- “Vrouwen hebben een veel langere traditie van zich mooi maken, optooien et cetera. Maar tegenwoordig moeten mannen ook goed ruiken. [2]
- „Bij afwezigheid van de mannen, vonden pronkzieke vrouwen in overvloed van tijd en geld gelegenheid en tevens een aangename bezigheid in het oppronken van hun kamers en in het optooien van hun kledingstukken, naar eigen, en door omgang met anderen niet veranderde of beschaafde smaak; waarbij de ene de andere in kostbaarheid van stof en gekunstelde zorg zeker trachtte te overtreffen.” [3]
- Het woord optooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "optooien" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Fred Backus 16 december 1993 Een parfum moet je niet ruiken; De samenhang tussen hormonale en chemische boodschappen
- ↑ NRC Arjen Schreuder 5 april 2012 Hindeloopen wil eigen erfgoed safeguarden
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be