oogglas
- oog·glas
- samenstelling van oog en glas
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogglas | oogglazen |
verkleinwoord | oogglaasje | oogglaasjes |
het oogglas o
- (optica) een bril voor één oog
- Zijn grootvader droeg nog een oogglas aan een kettinkje.
1. een bril voor één oog
- Het woord 'oogglas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oogglas" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be