bril
- bril
- van Middelnederlands bril dat is ontstaan uit "beril", het materiaal waaruit toen lenzen werden geslepen, in de betekenis van ‘glazen om beter te zien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bril | brillen |
verkleinwoord | brilletje | brilletjes |
de bril m
- (optica) optisch instrument dat gebruikt wordt om het zicht te verbeteren of de ogen te beschermen
- Wij moeten allemaal aan een bril.
- Op basis van het willekeurige beleid van het paranoïde Khmer-regime werden veel mensen, zoals zwangere vrouwen, kinderen en basisschoolleraren, gekwalificeerd als gevaar voor de staat. Ook mensen die een bril droegen werden vervolgd, omdat ze 'intellectuelen' zouden zijn [4]
- ▸ In zijn bril zag ik mezelf weerspiegeld en ik constateerde dat ik er net zo verwilderd uitzag als hij.[5]
- ▸ Hé, scheids, ga eens bij Hans Anders een brilletje kopen![6]
- (dierkunde) tweetal door een dwarsstreep verbonden ringvormige vlekken op sommige dierenlichamen
- (huishouden) zitting op een wc-pot in de vorm van een ronde rand die omhoog kan worden geklapt
- Doe de bril omlaag als je klaar bent.
- oog of open steun aan een werktuig
- opening in een seinarm waar een gekleurde ruit in geplaatst kan worden
- [3] closetbril, toiletbril, wc-bril
- [1] blinddoek
|
- [1] loep
- [1] masker
- [1] microscoop
- [1] verrekijker
- [1] telescoop
[1] "optisch instrument dat gebruikt wordt om het zicht te verbeteren of de ogen te beschermen"
- Door de bril van een ander zien
Blindelings varen op de mening van iemand anders
- Een bril op de neus krijgen
Moeten gehoorzamen
- Een donkere bril
Een te negatief, zwartgallig etc. beeld van iets of iemand
- Een gekleurde bril
Een bevooroordeelde visie
- Een roze bril
Een te positief beeld van iets of iemand, waardoor men blind is voor de negatieve keerzijde
- Twee joden weten wat een bril kost.
Goede kooplui zijn bekend met de in- en verkoop / Slimme mensen kunnen elkaar niet goed voor de gek houden, aangezien ze elkaar doorzien
- Wat baten kaars en bril, als de uil niet zien en lezen wil?
Als iemand onwillig is om iets bij te leren of om een bepaald standpunt te herzien, heeft voorlichten ook geen zin
1. een optisch instrument dat gebruikt wordt om de scherpte van het zicht te verbeteren
vervoeging van |
---|
brillen |
bril
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brillen
- Ik bril.
- gebiedende wijs van brillen
- Bril!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brillen
- Bril je?
- Het woord bril staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bril" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ bril op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "bril" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.nu.nl (2 sep 2020)
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- bril
bril