Nederlands

 
harde lens
 
zachte lens
Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tact·lens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord contactlens contactlenzen
verkleinwoord contactlensje contactlensjes

Zelfstandig naamwoord

de contactlensv / m

  1. een zeer kleine kunststof lens die men direct op de oogbol plaatst ter vervanging van een bril
    • Wil je contactlenzen of liever een bril? 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen